In de HORIZON van november 2024 staan de volgende artikelen:
(klik erop om meteen naar betreffende artikel te gaan)
We wensen je veel leesplezier en tot kijk in het Observeum.
N.B. het archief met recente nieuwsbrieven (m.i.v. april 2023). Archief
In de collectie 51
Malus Sylvestris of wilde (bos-)appel was 8000 jaar geleden voedsel
Auteur Gerhild van Rooij
Het Observeum Museum & Sterrenwacht, kortweg Observeum of OMS bestaat uit een gebouwencomplex van sterrenkoepels, museum, inpandige kantoren, studie-, bibliotheek en andere gebruiksruimtes. Voor en naast het OMS liggen de in elkaar overgaande parkeerplaats en tuin met erfgoedpaden van keien. In dit buitengedeelte zijn cultuurhistorische, geologische en archeologische objecten opgesteld die bij het museumdeel horen en zonnewijzers die bij het sterrenwachtdeel horen, maar ook bij ambacht en wetenschap. Het buitengedeelte van het OMS wordt het buitenmuseum genoemd en bevat naast de genoemde objecten ook groen erfgoed dat aansluit bij collecties in het OMS, zoals twee aangeplante exemplaren van de Malus Sylvestris. Beide bomen sluiten aan op de Middensteentijd en alle perioden daarna, tijdens de Middensteentijd was deze wilde appel al een aanvulling op het dieet.
Biologie
Biologie is de natuurwetenschap die zich bezighoudt met de studie van het leven en de organismen inclusief hun moleculaire en andere structuur, mechanisme, functie, groei, evolutie, ecologie, verspreidingsgebied en biosystematiek inclusief de taxonomie. Malus Sylvestris is de wetenschappelijk of taxonomische naam voor Bosappel. Het Latijnse woord malus betekent appel, en Sylvestris verwijst naar bos, woud of naar bosgerelateerd. Sylvestris duidt er bij een plantensoort op dat die plant, struik, boom in het wild groeit, in tegenstelling tot een gecultiveerde (gekweekte en vaak ook gekruiste) plantensoort, vandaar dat de appel Bosappel of Wilde appel genoemd wordt. Bosappel wijst op de bossen waar de inheemse boom oorspronkelijk deel van uitmaakte. De Malus Sylvestris, bosappel of wilde appel, is een struik of boom uit de rozenfamilie Rosaceae in Europa en Zuidwest-Azië en wordt in Nederland steeds zeldzame. Er staan nog kleine aantallen in het wild in bossen, heggen, kreupelhoutbosjes of langs beken. Aanplant van een Malus Sylvestris kan bijdragen om deze oerappelsoort in stand te houden en is goed voor de biodiversiteit.
Verschil wilde en verwilderde appel
De wilde appel of bosappel wordt wel aangeplant in boomsingels, kreupelbosjes of zogenoemde vogelbosjes die niet te dicht beplant mogen zijn omdat de wilde appel wat open ruimte nodig heeft. Spontaan voortgeplante wilde appelbomen in bosranden of boomsingels kunnen ook nu nog verdwijnen, als gevolg van onvoldoende kennis van de beheerders over de Malus Sylvestris. Langs bermen en op andere plaatsen groeien wel verwilderde appelbomen, ontkiemd uit achteloos weggegooid klokkenhuizens. Dit zijn geen wilde appel of bosappelbomen. De wilde appelboom wordt soms wel verwarmd met verwilderde gecultiveerde bomen.
Malus Sylvestris uit 2020, Henk Kloosterman
De twee wilde appel of bosappelbomen staan rechts in het buitenmuseumdeel van het OMS en zijn aangeplant ter gelegenheid van het afscheid van Henk Kloosterman, voorzitter van het Observeum in de periode 2011-2020. Het informatiepaneel met afbeelding van een oude bloeiende Malus Sylvrestis geeft informatie over deze waardevolle bomen, die ook waardplant zijn voor veel insecten. Taxonomisch is de Wilde appel of Bosappel Malus Sylvestris ingedeeld in het Rijk der Plantae ofwel het rijk der planten en wel, bij de stam Embryophyta of Landplanten, in de klasse Spermatopsida of Zaadplanten, en daarbinnen weer bij de Bedektzadigen, 'nieuwe' Tweezaadlobbigen Fabiden die in de Orde Rosales onder de familie Rosaceae ofwel rozenfamilie vallen, waarbinnen de wilde appel of bosappel tot het geslacht Malus ofwel appel wordt gerekend.
Hoogte, licht en omgeving
De wilde appelbomen bij het OMS staan op gras en vangen voldoende licht op om uit te groeien en, wanneer ze daar rijp voor zijn, vruchten te dragen. Het duurt, net als bij de bomen die zijn voortgeplant in de vrije natuur, jaren eer de kleine wilde appels aan de boom zullen hangen. De Malus Sylvestris kan in het wild 10 tot 12 meter hoog worden, maar blijft vaak iets kleiner en komt ook als struik voor. De bosappelbomen of wilde appelbomen in het buitenmuseumdeel staan naast een boomrijke omgeving, bijna alsof ze langs een bosrand staan. Op het perceel rechts van beide bosappelbomen staan diverse soorten loofbomen, aan de in het verlengde daarvan liggende Kloosterlaan schuin tegenover het Observeum en ook rond het bankje op de hoek staan vele bomen en de haaks daarop liggende Menno van Coehoornweg is eveneens met bomen omzoomd.
Kroon, hout en schors
De jonge wilde appel in het buitenmuseumdeel is nog niet wijdvertakt, maar krijgt een dichte, lage en koepelvormige kroon waarin de takken een hechte structuur vormen, zoals te zien op het informatiebord. De grijsachtig bruine tot donkerbruine schors raakt op iets oudere leeftijd gebarsten in rechthoekige stukjes. De geribbelde en vaak gedoornde twijgen zijn van boven donkerpaars en van onder bleekbruin. Het roodbruine hout van de Malus Sylvestris is hard en stug, splijt niet snel en heeft een fijne nerf. Het wilde appelhout of bosappelhout wordt vooral gebruikt voor kleine houtsnijwerken als ornamenten en handgrepen en voor fijn beeldhouwwerk, voor grote formaten blijft het wilde appelhout vaak te veel werken.
Blad wilde appel bij Observeum
De donkerpaarse met haartjes bedekte knoppen van de Malus Sylvestris worden 4 tot 5 cm lang. De wilde appel is te herkennen aan de eironde tot elliptische of ovale bladen met spitse punt. De bladstelen zijn dicht behaarde en gegroefd en 2 tot 3 cm lang tot maximaal de halve bladlengte. De bladen zijn 5 tot 10 cm groot en hebben een fijn gezaagde rand die licht omkrult. Sommige wilde appelboombladen hebben een dubbel-gezaagde (gekartelde) rand met onregelmatiger ‘kartels’. Het blad heeft een ronde of wigvormige voet, en de aanzet onderaan links en rechts bij de steel verschilt in hoogte. Aan de onderkant van de bladen blijft er beharing staan op de duidelijk waarneembare uittredende nerven. Vroeg in het voorjaar bij het uitlopen van de wilde appelboom hebben de bladeren twee kleine priemvormige steunblaadje. Deze blaadjes zijn tot een halve cm groot en vallen al snel af, net als de rest van de beharing, die het hele blad tijdelijk een waas geeft. Het blad is aan de bovenzijde kaal en donkergroen en aan de onderkant bleek en aanvankelijk iets behaard.
Bloesem
De beide wilde appelbomen in het OMS tuindeel staan vrij, net als de op het informatiebord afgebeelde bloeiende Malus Sylvestris. Op de foto zijn aan de top van de korte loten schermvormige groepen bloesems te zien zijn, de bloesems zijn 3 tot vier cm groot. De kelkslippen en de onderstandige vruchtbeginsels zijn viltig behaard en de vijf kroonbladen zijn wit tot roze van kleur. Ze zijn gevild met veel gele meeldraden, de helmknoppen zijn geel. Bestuiving geschiedt door bijen en omdat de wilde appel doorgaans vroeger bloeit dan gecultiveerde appels. De Malus Sylvestris een goede vroege waardplant voor solitaire wilde en andere bijen en bijenvolken en ook andere insecten. Deze aangeplante, oorspronkelijk inheemse wilde appelboom is evenals de van nature aanwezige wilde appelboom heel goed voor de biodiversiteit.
Vruchten, gelei en verjus
De grote struik of kleine boom Malus Sylvestris past in singels of vogelbosje waar vogels zich tegoed doen aan de appelachtige vruchten. De wilde of bosappel Malus Sylvestris is bolvormig en aan de top en basis ingedeukt. De kleur is geelgroen met rood blosje of rood, de doorsnede is 3 tot 4 cm. De wild appel is kleiner dan onze veredelde appels Malus Domestica, die afstammen van de Malus Siviersi uit Kazachstan en China en een reeks andere wilde appels uit midden-Azië. De wilde appel is vers niet altijd lekker, maar bewaard en verwerkt, smakelijk zuur, en is dankzij het hoge pectinegehalte zeer geschikt om gelei te maken en is wel beschreven als 'gelei-appel'. De wilde appelgelei heet in Engeland apple jelly en is geliefd als vitamine- en mineraalrijke toevoeging aan (winterse) vleesgerechten. De kleine wilde appels zijn geschikt voor het bereiden van verjus, een zuur sap dat op appelazijn lijkt. In Frankrijk stookt men van de bosappels de sterke drank Calvados.
Tekst Gerhild van Rooij,
bronnen op aanvraag
Sterrenhemel november
Door Hans Molema
Planeet
uranus
Door redactie
Uranus is de derde grootste planeet en, vanaf de zon gezien, de zevende in ons zonnestelsel. Deze ijsreus is vernoemd naar de Griekse god Ouranos, de personificatie van de hemel in de Griekse mythologie.
Uranus is met het blote oog net zichtbaar, maar alleen wanneer deze in oppositie is, onder zeer gunstige omstandigheden, en als men weet waar te kijken, benadert de helderheid de grens van wat nog net met het blote oog waargenomen kan worden.
De ontdekking van de planeet wordt officieel toegeschreven aan William Herschel, die op 13 maart 1781 het object als een planeet identificeerde. Hij noemde het "Georgium Sidus" ter ere van de Engelse koning George III. De naam "Herschel" werd ook gebruikt in die periode. De naam Uranus, voorgesteld door Johann Bode, werd pas in 1850 officieel aangenomen.
Uranus in cijfers
De kern van Uranus bestaat waarschijnlijk uit nikkelijzer en silicaten, omgeven door een mantel van water, methaan, ammoniak en mogelijk andere elementen. Aan de buitenkant is er een laag van vloeibare waterstof, helium en methaan, die dichter bij het oppervlak overgaan in gasvorm. Hoewel er geen metallische waterstof rond de kern is, bezit Uranus toch een magnetisch veld, gevormd door de geleidende deeltjes in de diepe vloeibare mantel van de planeet.
Bron: Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie en AI