Ook in de maand juli is er weer een mooi programma in het Observeum.
In deze nieuwsbrief vindt u de volgende artikelen: (klik erop om meteen naar betreffende artikel te gaan)
We wensen u veel leesplezier en tot kijk in het Observeum.
N.B. Onder deze paragraaf vindt u een link naar het archief met recente nieuwsbrieven (m.i.v. april 2023).
Landelijke zonnekijkdag
Op zondag 2 juli a.s. wordt de Landelijke Zonnekijkdag georganiseerd, vele sterrenwachten zijn geopend en ook wij doen daaraan mee. Bij helder onbewolkt weer zetten we vanaf 13:00 uur een paar telescopen met filters èn de Solarscope buiten en elke belangstellende is welkom! Zo kun je met eigen ogen waarnemen hoe bijzonder onze Zon er bij staat, waar zonnevlekken te zien zijn en wat zonnevlammen zijn!
Je hoeft bij bewolkt weer beslist niet thuis te blijven, bij bewolkte hemel is een bezoek aan het Observeum ook de moeite waard, in het digitale planetarium projecteren we de nachtelijk sterrenhemel op het koepelvormige plafond, verwonder je over de schoonheid van de sterrenhemel of kijk wat er op je verjaardag te zien is! En neem een kijkje in ons museum!
In de collectie van het Observeum, aflevering 38
Middeleeuwse Bakstenen
door Gerhild van Rooij
ROMEINSE BAKSTEEN EN KLOOSTERMOP
De Middeleeuwenzaal in het Observeum is gevuld met voorwerpen in vitrines, enkele middeleeuwse figuren en middeleeuws bouwmateriaal, waaronder kloostermoppen. De kloostermoppen, kortweg moppen en ook wel kloosterstenen of monniksstenen genoemd zijn architecturaal, ambachtelijk bouwkundig en religieus erfgoed en waren in de Middeleeuwen kostbaar. Na de val van het Romeinse Rijk in 476 na Christus, verdween het gebruik van bakstenen. In de daaropvolgende vroege middeleeuwen liep de economie terug en was er nauwelijks vraag naar natuursteen en baksteen. De meeste gebouwen, ook geloofshuizen en woonhuizen, werden uit hout opgetrokken en er waren uit riet, leem, plaggen en stammetjes opgetrokken hutjes. Steen en baksteen waren te duur.
Kloostermop met zilveren konijnsilhouet in hand van Gerrit De Boer ( januari 2023, foto Gerhild van Rooij).
NB: Het oude Burgumer zilvermerk is te zien in zaal Minsken, arm en rijk in de 19e eeuw.
FRIESE KLEI
Rond de twaalfde eeuw keert het tij. Er komt een enorme vraag naar natuursteen en baksteen die van ver moeten komen. Er is een tekort aan deze bouwmaterialen. De Friese kloosterorden nemen, zo is de algemene opvatting, dan begin de twaalfde eeuw het initiatief om zelf maar bakstenen te gaan produceren. De kloosterorden buiten Italië hielden contact met Rome en Italië. In dat land werden begin Middeleeuwen nog op ambachtelijk wijze bakstenen gemaakt. De Friese zeeklei heeft een andere samenstelling dan de klei voor Italiaanse bakstenen, en het klimaat en de luchtvochtigheid verschillen. Dit speelt mee bij de samenstelling van de klei, het stoken en drogen. C.D. Gast schrijft in Van kloostermop tot straatklinker, een beknopt overzicht van de baksteennijverheid in Wageningen* dat het zeer waarschijnlijk is dat de Friese monniken het procedé om goede bakstenen te maken van Friese zeeklei zelf ontwikkeld hebben en dat in de dertiende eeuw op veel meer plaatsen in Nederland kloostermoppen worden gemaakt.
TUFSTEEN EN KLOOSTERMOP
De middeleeuwse baksteen dankt de naam kloostermop aan de herintroductie van de baksteen door de Friese kloosterorden. De ontwikkeling van de baksteenproductie in Nederland is aan de Romeinen en aan de Friese kloosters te danken. Hoe dikker, hoe ouder deze middeleeuwse baksteen is. De oudste kloostermoppen hadden hetzelfde formaat als de uit de Eiffel geïmporteerde tufstenen die voor oudere en vroegmiddeleeuwse kerken zijn gebruikt of herbruikt. De lengte van kloostermoppen is meestal 30 tot 38 centimeter, de breedte 14 tot 18 cm en de hoogte 8 tot 12 cm. De kloostermoppen en oude tufstenen hadden grofweg een verhouding van ongeveer 4 staat tot 2 staat tot 1. Later ontstond er een min of meer standaardformaat baksteen van 28,5 × 13,5 × 8,5 cm.
Tufsteen toren Kruiskerk, Bergum (foto Gerhild van Rooij)
KRUISKERK TOREN
De Kruiskerk, nu de Hervormde PKN-kerk van Burgum, is in de 13e eeuw door de Reguliere Kanunniken in gebruik genomen als abdijkerk. De romanogotische parochiekerk hoorde bij het naastgelegen Bergklooster dat in 1581 door de Friese Provinciale Staten in brand gestoken werd om te voorkomen dat de Spanjaarden het gebouw zouden innemen tijdens de tachtigjarige oorlog. Van het oude kerkje bleef nog wel de toren van tufsteen behouden. De toren werd later met baksteen verhoogd, net als een deel van de Westmuren, de zijbeuken zijn bij de restauratie in 1958 herbouwd. De kerken, kloosters, adel, hereboeren en het patriciaat waren letterlijk steenrijk en alleen zij konden zich natuurstenen of bakstenen architectuur veroorloven, zoals een klooster, kerk, stadshuis, klein kasteel of woontoren die bij nood een veilig toevluchtsoord was. Met de stenen gebouwen konden de kerk en de elite hun rijkdom etaleren. Friesland telde het grootste aantal kloosters. Tijdens de Beeldenstorm is veel vernield, maar de afbraak na 1580 door de Staten van Friesland hebben dit religieus, architecturaal en deels landschappelijk erfgoed bijna geheel weggevaagd.
BERGHKLOOSTER
Op de panoramische landschapschildering in de Middeleeuwenzaal domineert het Berghklooster nog, ook wel Barraconvent of Sint Nicolaas Convent genoemd. De getoonde archeologische vondsten, waaronder de kloostermoppen herinneren aan de tijd dat monniken hier naast het bijwonen van erediensten ook studeerden en op de hof of andere percelen in kloosterbezit werkten. Het in de twaalfde eeuw gestichte Berghklooster was een dubbelklooster van Augustijner koorheren en regularissen en is in 1431 toegetreden tot de congregatie van Windesheim. De regularissen stonden vermoedelijk na 1399 onder leiding van de dominicanen te Leeuwarden. Kloosterorden bouwden het land op, dankzij veenontginningen, aanleg van nieuwe wegen, en op water gewonnen land. Ze veranderden het nog woeste landschap.
Observeum buitenmuseum, april 2015, Skiere Monnik kijkt richting voormalig Berghklooster (voormalig houten beeld Jan Faber, foto Gerhild van Rooij)
Bronnen: Uitgave Wageningen, 1966, Gemeente archief Wageningen, ISBN 90-75609-02-7
* Zie ook In ‘Stamppotavond: Gerrit de Boer tovert kloostermop met konijn uit doos’, Observeum Nieuwsbrief februari 2023)
De sterrenhemel in juli
door Hans Molema
Wat is er te zien op vrijdagavonden in de maand juli 2023
Vrijdag 7 juli 2023 – Vroeg in de avond, rond 21:15 uur, zijn in het westen de planeten Venus en Mars en de ster Regulus vlak bij elkaar zichtbaar als een mooie samenstand. Mercurius staat ook laag boven de horizon (in het west-noord-westen vlakbij de sterren Castor en Pollux), helaas blijft het meeste onzichtbaar omdat de ondergaande zon het zicht belemmert.
Vrijdag 14 juli 2023 – Vanavond gaat de zon enkele minuten eerder onder dan verleden week, tijdens de schemering verschijnen de eerste sterren. De heldere sterren van de zomerdriehoek zijn te zien in het oosten, de ster Antares (hoofdster van de Schorpioen) twinkelt laag in het zuiden en hoog in het zuidwesten staat Arcturus (hoofdster van de Ossenhoeder).
Vrijdag 21 juli 2023 - Tijdens de avondschemering is heel laag in het westnoordwesten de smalle maansikkel zichtbaar. Op korte afstand van de maan staan de planeten Mars en Venus, maar om die te zien zul je waarschijnlijk een verrekijker nodig hebben. Zoek een waarneemplaats met vrij zicht op de westelijke horizon en probeer het als de schemering invalt.
Vrijdag 28 juli 2023 - Maximum van de meteorenzwerm de Delta Aquariden. De ‘vallende sterren’ van deze zwerm lijken afkomstig te zijn uit het sterrenbeeld Waterman (Aquarius), waar ook de planeet Saturnus te vinden is. De meeste exemplaren zijn pas in de tweede helft van de nacht te zien, maar na zonsondergang kun je uit oostelijke richtng al exemplaren spotten. Let op: de zwerm heeft een langdurige “piek”, kijk dus ook op andere momenten!
Wolf-Rayetsterren, buitenbeentjes in de verte
door Hans Molema
Gebaseerd op informatie vergaard via open sourcebronnen op het internet
Meer dan anderhalve eeuw geleden (in 1867) ontdekten twee Franse astronomen Charles Wolf en Georges Rayet enkele bijzondere hemellichamen, sterren, die bij nadere bestudering een afwijkend spectrum vertoonden. Sterlicht kon in het midden van de negentiende eeuw al redelijk nauwkeurig worden geanalyseerd, en beide astronomen kwamen tot de slotsom dat het zeer zware sterren moesten zijn, die in een onwaarschijnlijk hoog tempo hun massa aan het ‘verstoken’ waren. Een gedurfde bewering, die geruime tijd ter discussie heeft gestaan.
Bij ‘onze’ ster (de Zon) en de meeste andere sterren bestaan de buitenste lagen voornamelijk uit waterstof en helium (twee lichte elementen) plus kleine hoeveelheden van andere – zwaardere – elementen. We kunnen vaststellen dat sterren van gemiddelde afmetingen hun massa in een zeer langzaam tempo verliezen, en pas na miljoenen (of zelfs miljarden) jaren ophouden te stralen of als witte dwergen hun bestaan als lichtend hemellichaam beëindigen.
Intussen heeft onderzoek aangetoond dat de buitenzijde van een Wolf-Rayetster weinig of zelfs helemaal geen waterstof bevat, maar dat er wel grote hoeveelheden stikstof en/of koolstof en zuurstof worden uitgestoten. Vermoedelijk wordt dit veroorzaakt doordat Wolf-Rayetsterren in een vroeger stadium (misschien als lichtsterke blauwe supergigant) hun buitenste lagen al volledig verloren hebben. Wat wij nu aan de buitenkant zien, was misschien wel ooit de kern van de ster.
Dergelijk sterren komen in grote hoeveelheden voor in het verre heelal, dat pas de laatste jaren is geregistreerd en bestudeerd door bijzondere instrumenten zoals de IRAS, de HST (Hubble Space Telescope) en de James Webb Telescope. In het nabije heelal komen we ook enkele vergelijkbare sterren tegen: Rigel in het sterrenbeeld Orion zou een mogelijke kandidaat kunnen zijn. Deze blauwe reuzenster verstookt zijn massa in een moordend tempo en de lichtkracht van Rigel is (nu nog) vele duizenden malen groter dan die van onze Zon. Dankzij de enorme afstand - ruim 600 lichtjaar - zien we hem als een ‘gewone’ heldere ster aan het firmament. De meest recente theoriën gaan ervan uit dat Wolf-Rayetsterren aan het einde van hun toch al korte leven zullen exploderen in een supernova of hypernova. Bij deze explosie is het mogelijk dat er een gamma-ray burst (GRB) vrijkomt. Een Wolf-Rayetster heeft ook een grote kans om in te storten tot een zwart gat.
Boekbespreking, aflevering 2
Historische wateratlas NL - De drijvende kracht van Nederland
door Gerhild van Rooij
Martin Berendse & Paul Brood. Historische wateratlas NL - De drijvende kracht van Nederland. Zwolle, 22 november 2022, WBOOKS, 224 pagina’s. Illustratie, Personenregister, bibliografie en begrippenlijst. Vormgeving Richard Bos, Leeuwarden. ISBN 9789462585072.
BEDIJKEN OF MEEBEWEGEN?
In de Historische wateratlas NL - De drijvende kracht van Nederland, geven Martin Berendse & Paul Brood onze historische en actuele verhouding tot water weer en schilderen ze hoe ons millennia oude rivierdeltaland, Nederland, steeds verandert. In het documentaire boek komt de eeuwenoude vraag Bedijken of met water meebewegen? telkens terug met steeds andere antwoorden en reacties van voor- en tegenstanders op nieuwe inzichten, voorspellingen en ingrepen. Deze historische museale geografie is zeer toegankelijk geschreven en prachtig geïllustreerd en laat zien hoe klimaatveranderingen, daling en stijging van de zeespiegel het bestaan van Friesland en Nederland bepaalden en nog bepalen.
IJSTIJDEN
Een aantal verhalen sluit direct aan op de presentaties in ons Observeum, bijvoorbeeld de voor Nederland unieke vaste presentatie over de Middensteentijd, de zwerfkeien op het buitenterrein, en de collectie kleinere zwerfstenen in ons Observeum horen bij de ijstijden. Die keien en stenen zijn voor een deel in de gemeente Tytsjerksteradiel gevonden. Ze horen bij de regionale en nationale geschiedenis van het ontstaan van ons land, dat van oudsher verbonden is met water. Martin Berendse & Paul Brood belichten het ontstaan van ons land in de grootste rivierdelta van West-Europa vanaf de oertijd. In hun eerste verhaal ‘Oertijd’ schrijven zij over de ijstijden.
MIDDELEEUWEN
In de zaal Middeleeuwen en het voormalige Berghklooster in Burgum staan in de vitrines archeologische vondsten uit Friese terpen of wierden en de grond van het voormalige Berghklooster. Deze objecten sluiten aan bij het verhaal ‘Terpen, of wierden’ in het hoofdstuk ‘Terpen, dijken of wierden en veenderijen achter de duinen’. Veel kloosters realiseerden veenontginningen, zo ook het Berghklooster. In de atlas staat beschreven hoe al vanaf de negende eeuw natuurlijke getijdenwerkingen en grootschalige veenontginningen samen ons land bedreigden. Door het graven van sloten en afvoeren van water daalde de bodem. De druk van de zee in het getijdengebied strekte zich in die tijd tot ver in Friesland uit. In deze periode worden in West-Friesland, Friesland en Groningen stukken land weggeslagen, waardoor onder meer de Zuiderzee ontstaat. In de fraai geïllustreerde verhalen ‘Veenarbeid’ en ‘Friese en Groninger waterstaatkloosters’ is op kaarten te zien hoe de oude ontginningen gebeurden. Ze bepalen voor een groot deel nog het landschap rond Burgum en in Tytsjerksteradiel en omliggende gemeentes.
Gerhild van Rooij